Helemaal weg | |||||
Het verblijf hier heeft op een bepaalde manier veel overeenkomsten met vakantie. Zo ben ik bijvoorbeeld na twee dagen al helemaal kwijt welke dag van de week het is, vind ik het brood smakeloos, kan het me niet schelen wat er op het werk gebeurt en ben ik benieuwd hoe het met de buren op de andere kamers van de gang gesteld is. In de gang leer je elkaar steeds beter kennen. De vrouw twee deuren verderop kan maar niet slapen van de herrie van ons gemeenschappelijke buurkind, de overbuurvrouw laat zich amper zien en die van het einde van de gang zijn aan het inpakken. Wat zou ik ook graag weggaan vandaag. Maar we kunnen het ziekenhuis niet uit omdat Elise nog niet beter is. Het is nu een week geleden dat we met haar naar de de keel-neus-en-oor-arts gingen. Al dagen stond haar rechteroor dwars aan haar hoofd en leefde ze op pijnstillers en antibiotica. Het was duidelijk dat er iets zou moeten gebeuren. Met bange voorgevoelens in ons hart en drie tassen achter in de kofferbak arriveerden we bij de polikliniek. Elise lag apahtisch in mijn armen en protesteerde niet eens tijdens het onderzoek. De arts keek zorgelijk en belde meteen een collega. Binnen een minuut hadden ze een besluit genomen, er zou geopereerd moeten worden. Het duizelde me en terwijl de collega dingen ging regelen hoorden we dat Elise een mastoiditis had en dat een dergelijke ontsteking van het bot achter het oor ernstige complicaties kon geven. Een operatie was beslist noodzakelijk maar ook niet zonder risico. Achteraf ben ik blij dat alles zo snel ging want tussen binnenkomst en de operatie zat maar een paar uur. Te druk en te kort om de spanning op te bouwen tot ondraaglijkheid. Na de twee onwezenlijke uren van de operatie had ik haar weer in mijn armen met de verzekering dat de operatie zeer geslaagd was. Ze keek ons helder aan maar zag er vreselijk zielig uit. Ze had een soort tulband om haar hoofd, een gezwollen gezichtje en een gespalkt armpje voor de bescherming van het infuus met antibiotica. Maar ze knapte gelukkig snel op. Het ziekenhuisbedje was haar al gauw te klein en we kregen onze handen vol aan haar. Martin en ik hebben beurtelings Elise hier of Sebastiaan thuis onder onze hoede. Om de dag wisselen we. Een ziekenhuisdag is gevuld met niets. Aankleden, eten, loopje op de gang, tijdens het slaapje van Elise bijpraten via de telefoon of met lotgenoten op de gang, weer eten, liedjes zingen en tv kijken, slaapje, eten, laatste kletspraatje in de koffiekamer en slapen. Gedurende de week dringt maar langzaam tot me door waar we aan ontsnapt zijn. De rustige momenten heb ik nodig om de slag van het hele gebeuren te verwerken en tegelijk te genieten van mijn beter wordende dochter. Omdat kruipen met een gespalkt armpje niet mag lopen we steeds een stukje verder met Elise aan de hand. Op de gang gebeurt tenminste iets. Verder hebben we de Teletubbies op televiesie ontdekt. Vier gekleurde poppen die samen met een levende stofzuiger in een hol wonen en iedere keer "Oh, oh!" roepen als er iets mis gaat. Wat zal ik blij zijn als ze volgend weekend naar huis zou mogen. Weg van het ziekenhuisleven waarbij je iedere keer hulp nodig hebt bij de verzorging van je kind. Ieder hapje, iedere luier en elk flesje moet je vragen aan verpleegkundigen die zo onder de werkdruk gebukt gaan dat je ze nauwelijks iets durft te vragen. De schoonmaakster lijkt helemaal niet te komen en stiekem maak ik 's ochtends met een washand de kamer schoon waarbij ik na drie dagen eindelijk alle kauwgom van de vloer heb verwijderd. Het wordt een slopende sleur waar we nodig eens uit moeten. Als het kan boek ik vandaag nog een weekendje "Normaal Thuis." | |||||
|